Francoise Stoop (1963) neemt als uitgangspunt voor de compositie van haar werk het Hollandse landschap. Eén of meer
horizonnen met één of meer verticalen. Zo ontstaat er een ritme van lijnen, banen en kleurvlakken. De kleuren van een
schilderij worden langzaam opgebouwd door lagen over elkaar aan te brengen. De drager van het werk is vaak jute. De jute
wordt geïmpregneerd met een transparante kunsthars. Ook de impregnatie is beeldbepalend: waar de kunsthars wordt aangebracht,
komt de verf op de stof te liggen en waar de kunsthars niet zit, zakt de verf door de grove mazen van de jute heen.
Ze werkt met olie- en acrylverf, gouache, Chinese- en noteninkt met als doel de aardsheid weer te geven.
Momenteel werkt
zij in keramiek
en is op zoek
naar de perfecte
kom met het
perfecte
glazuur. De kom
vorm is een van
de meest
archaïsche
vormen die wij
kennen.
|